Veteraan André Gerber

In 1975 brak in Libanon een burgeroorlog uit. Die oorlog was het resultaat van interne spanningen en conflicten. De moslimbevolking was ontevreden over de sociaal-economisch bevoorrechte positie van de maronitisch-christelijke elite. Dutchbatt (Dutch Infantry Battalion) was een Nederlands infanteriebataljon dat de bijdrage vormde aan de VN-vredesmacht in Libanon, UNIFIL. De infanterie zijn de militairen die te voet vechten.

Zeventien is André als hij in dienst gaat. Zijn vader weet zijn moeder over te halen ook te tekenen voor akkoord als André in 1982 in Libanon het avontuur tegemoet wil gaan. Een avontuur waarvan je de invloeden vandaag de dag nog terugziet in zijn interieur; de blauwe baret, een grote poster met de posten van Dutchbatt, de medailles. André wordt na een pittige opleiding boordschutter op een YP 408. Hij bewaakt en bedient de punt 50 mitrailleur. In 4,5 maand zet hij een grote stap naar volwassenheid. 

De typeaanduiding (YP-408) is op de volgende manier samengesteld:
Y = militair voertuig
P = pantserwagen,
4 = laadvermogen in tonnen,
0 = de serie,
8= het aantal wielen

‘Ik was nog niet droog achter de oren, maar wilde weleens over de grens kijken. Ik stond met een bek vol tanden toen ik aankwam in Beiroet’, aldus André. ‘Een ding wist ik zeker; Ik ging de shit in. Dingen zien die ik alleen van televisie kende.’ André reist door naar een door Dutchtbatt-militairen bemande roadblock bij post 7-11, gelegen bij Ya'tar. Hier houdt hij onder andere voertuigen aan om te doorzoeken op wapens en houdt hij groeperingen uit elkaar. Het wordt een relatief rustige uitzending. Hoewel hij ook een keer het zweet tussen zijn billen had toen hij met snelle-interventie-eenheid (QRF) werd ingezet om een incident de kop in te drukken. Hierbij hielden Israëliërs dreigend een mitrailleur op hem gericht. Het was treiterwerk en het liep gelukkig met een sisser af.

De binding met de bevolking staat André nog het meeste bij. ‘De mensen in Ya’tar waren dankbaar voor het gevoel van veiligheid dat we ze gaven. Ze waren heel gastvrij. We hingen onze wapens bij de mensen thuis aan de kapstok om een hapje mee te eten of een kop thee te drinken. Wat ook bijdraagt is dat Nederlandse militairen sterk zijn in contact leggen met de bevolking.’ 

Eenmaal thuis weet André zijn ervaring in Libanon goed los te laten. Hij pakt zijn werk in de visserij weer op en werkt later bij een dienstverlener voor geld- en waardetransport. Tot het weer begint te kriebelen en André zich in 1994 aansluit als reservist bij de NATRES. Hij vervult deze vrijwillige militaire functie naast zijn burgerbaan. Vanuit deze functie gaf hij onder andere ondersteuning bij Dodenherdenking op de Dam.

‘Ik heb altijd iets met Defensie gehad. En ik voel me verbonden met veteranen. Met veteranen die verbonden zijn aan Stichting Dutch Military Veterans loop ik al jaren de Nijmeegse Vierdaagse. Ik doe ook al 23 jaar mee aan de Airborne Wandeltocht. Dit is de grootste eendaagse herdenkingstocht ter wereld in het kader van de Slag om Arnhem; een luchtlanding en veldslag tijdens de Tweede Wereldoorlog. En de Kennedymars, een wandeltocht van 80 km in 20 uur, vind ik ook altijd een mooie uitdaging. Ik hou wel van een beetje afzien.

In Kreta heb ik logistiek bijgedragen aan een adaptieprogramma voor militairen. Militairen die op missie waren geweest in Afghanistan moesten hier voordat ze teruggingen naar huis aan deelnemen. Overdag kregen ze gesprekken met een hulpverlener en groepsleider. Veel militairen gingen daarna nog uit. Dit ‘uitroteren’ was bedoeld om te voorkomen dat de soldaten, na 4 maanden zonder alcohol in Afghanistan en met soms heftige ervaringen, thuis helemaal los zouden gaan.

En volgend jaar is het 80 jaar geleden dat D-Day en de Slag om Normandië plaatsvonden. Er staan internationale herdenkingsceremonies en allerlei festiviteiten op het programma. Daarmee worden de dappere soldaten herdacht die geland zijn op de Normandische Kust en die in 1944 hebben deelgenomen aan de Slag om Normandië. Daar wil ik gewoon bij zijn.’

Daarnaast vindt André het respectvol om letterlijk en figuurlijk stil te staan bij belangrijke data. ‘Op 4 mei bijvoorbeeld is het bij ons thuis echt om 20.00 uur kop dicht en zitten. Ik spreek mensen die militaire inzet weggegooid geld vinden. En oorlog een-ver- van- hun- bed show. Maar het kan ook onze kant op komen. Ik kijk ook uit naar de Velsense Veteranendag. Of je 18 bent of 80, je hebt allemaal een eigen verhaal, maar wel met een gemeenschappelijke deler. Het doet iedereen goed om elkaar weer te zien en te spreken.

De binding die André met zijn maten in Libanon had én heeft, vindt hij in het niets te vergelijken met vriendschappen die hij in Nederland opbouwde. ‘We hebben nog steeds contact en het is altijd goed. We hebben een Facebookpagina en een appgroep. Een berichtje en we staan voor elkaar klaar als het nodig is. Zelfs onze kapitein van destijds, die later nog kolonel was bij Defensie, staat dan op de stoep. Regelmatig organisten we een reünie. Dan komt onze militaire humor weer naar boven! Nu we ouder worden kijken we steeds meer terug in de tijd. We beseffen dat onze uitzending zo’n belangrijk deel van ons leven is gebleven.

De wens om terug te gaan naar Ya’tar werd steeds sterker. In 2022 ben ik dan ook met twee maten heengegaan, op de bonnefooi. Via social media legden we contact met de Libanese mensen die toen kinderen waren. Het werd een onvergetelijke reis. Met een Libanese chauffeur reden we door rood gebied met Palestijnse vluchtelingenkampen. De crises in Libanon stapelen zich op. Er is een tekort aan alles, van medicijnen tot elektriciteit. Basisproducten zijn onbetaalbaar geworden en door een gebrek aan brandstof zitten veel gezinnen zonder stroom. Maar de bevolking is nog even gastvrij als 41 jaar geleden. Ze bieden je hun laatste stuk tomaat of komkommer aan.

Een van de mooiste ontmoetingen was met de man die als klein jongetje bij mij op schoot zat met mijn blauwe baret op. Via via hebben we hem weten te vinden in Ya’tar. Hij runde nu een elektronicazaak. ‘Wat ik nu heb is bij jullie begonnen’, zei hij. Dat deed me toch wel wat.